Steaks en mardi grass
Ron van den Heuvel mag je inmiddels een oude rot in de haven noemen. Tussen de graanzuigers en de schepen van de Maashaven groeide hij op. Zijn vader was kapitein op een sleepboot, zelf stond ‘Ronnie’ op z’n achtste al trossen los te maken. Nu, ruim vijftig jaar later, reist hij als zelfstandig specialist de wereld over. “Geef mij de vrijheid op het water, een klus om op te lossen, en ik ben gelukkig.”
Op de valreep voor de deadline van deze editie van Onze Haven spreken we Ron. Hij was de afgelopen weken in Duitsland voor Muller Dordrecht, waar hij meedraaide in de laatste loodjes van de aanleg van een windmolenpark. Geen onbekend terrein voor hem: met zijn bedrijf Van den Heuvel Maritime Services levert hij maritieme power waar die nodig is. Hij werkt met sleep- en duwboten, begeleidt zware transporten over water en ondersteunt bij het laden, lossen en positioneren van grote installaties. Ook is hij betrokken bij bergingen, ontmantelingen van platforms en het testen van kranen tot duizenden tonnen.
Nu is hij weer thuis, in Goeree-Overflakkee, waar hij zijn ruime, groene tuin deelt met kippen en paarden. En waar het water – gelukkig maar – nooit ver weg is.
Zwaan
Ron is een oude rot in de haven. Hij groeide op in de Maashaven, in het hart van Rotterdam-Zuid, in een gezin waar zijn vader kapitein was op een sleepboot. “Dat was een schitterende tijd”, zegt hij met een grijns. “Spelen op de kades, tussen de schepen waar de graanzuigers draaiden. De haven was toen nog open, rauw en levendig – het wás gewoon de stad.” Ook wooncomplex de Zwaan staat in zijn geheugen gegrift. Daar woonden de schipperskinderen. “Ik liep er vaak even langs om te kijken wat er gaande was. Altijd reuring.”
Zijn vader nam hem geregeld mee aan boord. “Half vijf ’s ochtends stond-ie aan m’n bed: ‘Ronnie, wakker worden, ik moet naar m’n werk.’ En dan stapte ik mee de kou in.” Eerst liep hij wat te schrobben in de kajuit, trok een tros los of legde ’m juist vast. Maar na een tijdje ging het verder dan alleen meesjouwen. Toen begon hij pas echt te snappen wat zijn vader deed – en wat voor vakmanschap daarachter zat.
Corvee
“Ik ben opgegroeid met de haven, met scheepvaart”, zegt Ron. In 1977, direct na de lagere school, begon hij op de KOF Scheepvaartschool. “Die bestaat inmiddels niet meer”, merkt hij op. Het Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (KOFS) bood vanaf 1921 tot 1995 vakopleidingen voor de binnenvaart. Leerlingen woonden intern en werden opgeleid tot matroos of schipper.

“Je woonde daar dus echt, hé. Dat kende ik helemaal niet. En dat was best heftig, hoor.” Naast de gewone lessen was er corvee, en de overgang van thuis naar een strak regime viel veel kinderen zwaar. “Heel wat jongens kregen heimwee, die trokken het niet. Maar dat hoorde erbij. Het was eigenlijk een soort test: trek je het of niet? Want als je na een paar dagen al naar huis wil, dan is het leven aan boord waarschijnlijk ook niks voor jou.”
Ron vond het juist spannend. En mooi. De groep die bleef hangen, groeide naar elkaar toe. Er werd serieus geleerd, maar ook flink gelachen – kattenkwaad hoorde er gewoon bij.
‘Het was eigenlijk een soort test: trek je het of niet? Want als je na een paar dagen al naar huis wil, dan is het leven aan boord waarschijnlijk ook niks voor jou.’
Na zijn opleiding aan de KOF stroomde hij door naar de Hogere Zeevaartschool, destijds aan de Pieter de Hoochweg in Rotterdam-Delfshaven, op de hoek met de Willem Buytewechstraat. “Daar ben ik afgestudeerd als schipper-machinist. Het was een prachtig, oud pand. En op de Coolhaven lag een schip waar we praktijkles kregen. Dat vond ik altijd het mooiste onderdeel. Ik ben sowieso een praktijkman. Handen uit de mouwen, aanpakken – zo zit ik in elkaar.”
Steaks en Mardi Gras
In 1983 ging Ron aan de slag bij Smit Internationale, destijds een van de meest toonaangevende namen in de Nederlandse maritieme wereld. Het bedrijf stond wereldwijd bekend om zijn expertise in sleepdiensten, zwaar transport en bergingsoperaties. Later werd Smit onderdeel van Boskalis, maar toen was het nog gewoon Smit – met een naam die in de haven als een klok klonk. Ron werkte op sleep- en duwboten en voer zo’n tien jaar lang de wereld over. “De wereld ging letterlijk voor me open”, zegt hij. “Van Alaska tot Zuid-Amerika, overal kwamen we.”
Een van de indrukwekkendste klussen? Een bergingsoperatie in Mumbai, waar een containerschip na een aanvaring was gezonken. “Twee weken lang hebben we daar met een team gewerkt om dat gevaarte boven te krijgen. Nadenken, puzzelen, uitproberen – ik vond het fantastisch. En als het dan lukt…” Hij schudt even zijn hoofd. “Dan voel je het echt: dit is waar je het voor doet.”
Met een brede grijns denkt hij ook terug aan een klus waarbij ze met de Giant 2 en de Smit Anambas pendelden tussen New Orleans en Buenos Aires. Aan boord: oude duwboten en Mississippi-bakken – die grote, logge bakken zonder eigen motor, zoals je ze in Rotterdam ook ziet. “Een wereldreis op zich. Steaks in Argentinië, Mardi Gras in New Orleans… Je komt nog eens ergens.”
‘Wat je eerst met drie man deed, doet er nu eentje met een tablet in z’n hand.’
Tablet
In 2018 hakte Ron de knoop door: hij begon voor zichzelf. De aanleiding was een meningsverschil met zijn toenmalige manager. “Dat was de druppel”, zegt hij. Spijt? Geen moment. Sindsdien runt hij Van den Heuvel Maritime Services en is hij nog steeds overal te vinden – van Rotterdam tot China. Sleepwerk. Zwaar transport. Kranentests tot 7700 ton. Bergingen. Ontmantelingen op zee. Kabelsystemen. Precisiewerk op het water. “Ik heb een heel arsenaal aan diensten”, zegt hij droogjes.
Toch is het vak in de loop der jaren flink veranderd. “Alles gaat sneller. Door automatisering is het handwerk grotendeels verdwenen. Waar je vroeger een olieman nodig had en alles moest nalopen voor je vertrok, ben je nu zo los.” Hij grijnst. “Ik werkte ooit met een koppeling die je met beleid moest bedienen. Nu sluit je gewoon een computersetje aan en de boel regelt zichzelf. Wat je eerst met drie man deed, doet er nu eentje met een tablet in z’n hand.”

Bootje in bad
Is de haven nog net zo leuk als vroeger? Ron twijfelt. Wat hij vooral mist, is de openheid. “Vroeger liep je zo het terrein op. Geen gezeik. Nu staan er hekken, poorten, slagbomen. Het ons-kent-ons is weg. Kleine beveiligingsbedrijfjes checken of je bent aangemeld – en dan wel minimaal 24 uur van tevoren.” Hij snapt het heus wel. “Het gaat om veiligheid, natuurlijk. Maar jammer is het wel.” Want juist door er dagelijks rond te lopen, voel je je verbonden met de haven. Je ademt ‘m in, je groeit erin op. “En dan wil je er misschien ook wel gaan werken. En geloof me: de haven kan mensen gebruiken.”
Ron werkt geregeld met jonge gasten. “Sommigen zijn er voor gemaakt, anderen niet. Je moet het snappen én voelen. Dat begint al als kind, met een bootje in bad. Duw je verkeerd, zinkt-ie. Verdeel je het gewicht goed, dan komt-ie weer boven. Je hebt logistiek inzicht nodig. Technisch gevoel. Nieuwsgierigheid. En lef. Want als er iets misgaat, moet je snel én goed kunnen handelen.”
Wat hij wel merkt: jongeren blijven minder vaak plakken in de scheepvaart. “Vroeger klom je gewoon op. Je begon als matroos en kon kapitein worden. Nu stappen ze sneller over naar iets anders.” Dat komt volgens hem ook door hoe de sector veranderd is. Veel oer-Rotterdamse bedrijven zijn opgeslokt door internationale giganten. “En die vissen wereldwijd. De concurrentie is groter geworden. Je wordt niet zomaar meer kapitein.”
Maar één ding blijft. Het gevoel. “Ik hou van de vrijheid op het water. Je krijgt een opdracht en daarna regel je het zelf. Buiten, met m’n handen, maar m’n kop moet ik er óók bij houden.” Hij grijnst. “Rotterdamse mentaliteit, hè. Geen gelul. Gewoon doen.”